Mendelssohn-Bartholdy, Felix (1809-1847)
Mendelssohn werd geboren in een rijke protestants-Joodse familie. Mendelssohn was gedoopt maar werd desondanks door velen als joods gezien. Zijn vader Abraham Mendelssohn was bankier en zijn grootvader was de Joods-Duitse filosoof Moses Mendelssohn. In 1812 verhuisde de familie naar Berlijn. Op zesjarige leeftijd kreeg hij pianoles van zijn moeder en op zevenjarige leeftijd van Marie Bigot in Parijs. In 1817, na in Berlijn te zijn teruggekeerd, kreeg hij les in compositie van Carl Friedrich Zelter, wiens vriend Goethe hij in 1821 in Weimar bezocht.
Daarvoor, in 1818, op negenjarige leeftijd, trad hij op in een openbaar kamerconcert en voordat hij dertien was had hij al verschillende composities op zijn naam, waaronder het pianokwartet opus 1. Zijn vader was rijk genoeg om hem een privéorkest te laten dirigeren. Hij componeerde zijn eerste symfonie op vijftienjarige leeftijd.
In 1827 schreef hij zich in aan de universiteit van Berlijn, om daar de geschiedenis- en filosofiecolleges van Hegel te volgen. Hij kreeg pianoles van Ignaz Moscheles tijdens een bezoek. In 1825 voltooide hij de korte opera Die Hochzeit des Camacho, die op kosten van de familie in 1827 werd uitgevoerd. Op zijn zeventiende componeerde hij de ouverture voor de Midzomernachtsdroom van Shakespeare (de rest van de toneelmuziek werd in 1842 voltooid).
Het Roosendaals Kamerkoor heeft een zestal werken van Mendelssohn op haar repertoire staan, waaronder Morgengebet (opus 48, nr. 5), Lord have mercy, Verleih uns Frieden (Choralkantate no. 5) en Richte mich Gott (psalm 43 Erstfassung op.78 no 2).